woensdag 17 februari 2016

Ouderwetse aandoening



Of ik lijd aan ‘leesdwang’, vraagt m’n nieuwe chef. Ik begin omstandig uit te leggen dat ik weliswaar een nerd ben die boeken van voor tot achter leest en dat ik me slecht kan beheersen als ik interessante titels zie en dat ik zaken pas echt begrijp als ik er een goed boek over gelezen heb maar dat ik heus best wel af en toe gewoon een artikel of site snel scan of alleen de inhoudsopgave van een boek en incidenteel zelfs filmpjes bekijk en ook echt wel praat met mensen… Hij knikt tevreden. “Je hebt leesdwang” constateert hij.

vrijdag 12 februari 2016

Ambtenaar in de knel



Hoe is het in godsnaam zover gekomen? Alle ambtenaren op nationaal niveau in dienst van het Rijk, flexibel werken, makkelijke mobiliteit – het leek zo goed en slim en modern. De realiteit is zó verschrikkelijk anders, zó pervers: je bent als ambtenaar helemaal niet in algemene dienst in de zin dat er over de organisatiegrenzen heen gekeken wordt. Flexibiliteit betekent niet: grotere bewegingsvrijheid voor medewerkers. Mobiliteit is een ander woord geworden voor ‘makkelijk mensen lozen’. Terwijl high brow adviseurs lansen breken voor modernisering van de Rijksdienst, het belang van kennis en daarmee van menselijk kapitaal, strategisch denken en openheid en responsiviteit, worden juist de medewerkers die daarbij passen eruit gewerkt.

Allereerst is er de decennia-lange beweging van NPM: het alsmaar verdergaand bedrijfsmatig beheersen van overheidsprocessen heeft geleid tot een enorme opkomst van managers. Dat zijn mensen die hun carrière niet bouwen op het welzijn en de kwaliteit van de medewerkers, op strategische visie of de kwaliteit van het overheidshandelen. Echte managers sturen op resultaten, op meetbare grootheden en fte’s. Ze worden afgerekend op zichtbare acties als reorganisaties en bezuinigingen. Blij personeel of blije burgers gaan een leidinggevende echt niet naar een interessante volgende positie helpen.

Afdelingen voor personeelsmanagement zijn grondig verbouwd. Er bestaan geen adviseurs voor de medewerkers meer. Medewerkers kunnen naar de arbodienst, het bedrijfsmaatschappelijk werk of hun eigen advocaat. Ze worden met andere woorden pas geholpen als er een probleem is. De personeelsadviseurs dienen het management – vaak tégen de zittende medewerkers.
Ondertussen is de beeldvorming over ambtenaren in politiek en samenleving verslechterd en is het ambtelijk apparaat fors gekrompen. Dat ging ten koste van de onmeetbare waarden van de overheid: kwaliteit, legitimiteit, betrokkenheid, lerend vermogen.

Die op beheersing gerichte, hiërarchisch georganiseerde en juridisch georiënteerde overheid met afnemend lerend of innovatief vermogen wordt steeds nadrukkelijker geconfronteerd met een fluïde en mondige samenleving. De overheidsmanagers staan meer en meer onder druk vanuit de politiek, de samenleving en de ambtenaren om ‘iets’ te doen, maar ze weten niet wat en hoe. Ze voelen zich klem gezet en juist hun eigen medewerkers die het duidelijkst aangeven dat er verandering nodig is veroorzaken ernstige hoofdpijn. Laten die medewerkers nou ook de enige factor zijn waar overheidsmanagers ‘iets’ aan kunnen doen: lozen, afvloeien, wegmobiliseren.

Er staan wel nog wat rechten en regels in de weg als je van een medewerker af wil: OR-en willen vaak goeie argumenten horen over het organisatiebelang van een reorganisatie; medewerkers worden tegen willekeurige behandeling beschermd door wetten en regels; vakbonden eisen dat er geld en middelen in personeel worden geinvesteerd. Voor de geplaagde overheidsmanagers is dat allemaal erg lastig. Zij schuiven het liefst met ambtenaren alsof het inwisselbare pionnetjes waren, anoniem en gezeglijk. Dus werken ze mensen er op andere manieren uit: door hen geen of ongepaste opdrachten te geven, verloven in te trekken en werkplekken af te nemen, niet te communiceren of alleen te dreigen, schreeuwen of pesten. Collega’s wordt meegedeeld dat iemand zelf is vertrokken (terwijl de betreffende persoon plotseling de toegang wordt geweigerd), er worden vacatures opengesteld en nieuwe mensen aangesteld op functies waar iemand nog niet uit ontheven is, accounts worden afgesloten en zelfs gespreksverslagen vervalst. De ongelukkige medewerker eindigt overspannen of moet bij de rechter aantonen dat hem of haar niks te verwijten valt – ongeveer net zo lastig als je onschuld bewijzen in een strafzaak

De overheid wordt er niet beter van.

maandag 8 februari 2016

Wim Derksen, Haagse oersoep



Grappig, ik had net een paar stukjes geschreven over de steeds dommere en onmenselijker manieren waarop de rijksoverheid draait, toen ik deze verzameling columns van iemand leende. Wim maakt exact dezelfde observaties, en uit exact dezelfde opvattingen, als ik. Hij schrijft het misschien alleen wat beter op.
Terwijl ik het lees heb ik voortdurend de neiging om het aan leidinggevenden verplicht te stellen, maar de luchtige schrijfstijl voorkomt dat het als managementboek serieus zou worden genomen. En eigenlijk is het ook een aaneenschakeling van open deuren en bekende ambtenarenklachten. Dat is dan ook meteen klacht nummer één: ook al weet iedereen wat er mis is, ook al zijn er honderden dure en goeie adviezen en professionele adviseurs die eenzelfde waarschuwing herhalen, niemand laat zich er iets aan gelegen liggen. Politici hebben geen belangstelling voor de ambtelijke organisatie behalve als ze stoer kunnen doen met het inkrimpen ervan. Ambtenaren laten zich gedwee koeioneren. De rest van het land zal de kwaliteit van het werk van ambtenaren een zorg zijn.

Een paar van die open deuren:

Kennis is niet hetzelfde als onderzoek.

Wetenschappelijk onderzoek is – zonder belangen en keuzes – nog niet voldoende als evidence om beleid te ontwikkelen. Daar moet toch echt nog politiek bij.

Zelfs de meest loyale ambtenaren hebben moeite hun minachting voor de politieke rationaliteit te onderdrukken. Misschien wel juist de meest loyale. Omdat ze het niet begrijpen, omdat ze de verschillende rollen niet scherp voor ogen hebben, omdat ze niet in de gaten hebben dat hun eigen vooroordelen geen onomstreden waarheid zijn.

Blije ambtenaren leveren beter werk af dan ongelukkige ambtenaren.

Ambtenaren worden blij van voldoende professionele ruimte en van adequate faciliteiten. Bevelen, controleren en afknijpen (te weinig werkruimte, verbod op boeken, gedwongen bureauhoppen, middeleeuwse software) leiden op geen enkele manier tot beter of fijner of zelfs maar goedkoper werk.

En dan eentje van mezelf en mijn collega’s, ik denk dat Wim er niet zoveel last van gehad heeft: als je een paar miljard aan belastinggeld wil bezuinigen zou je eens een hele kabinetsperiode, of langer, een reorganisatiestop moeten invoeren. Verboden te reorganiseren, hooguit voeg je maar wat fte’s toe hier en daar maar vier jaar lang mag je er niet één weghalen, anders noemen of anders ‘ophangen’. Laat ambtenaren eindelijk weer eens hun energie, kennis, ervaring en motivatie steken in hun werk in plaats van hun baan. Zorg dat ze teams van vertrouwde collega’s kunnen vormen die met elkaar kunnen samenwerken op basis van expertise en competenties. Dat ze netwerken van activisten, opinieleiders, betrokken burgers, onderzoekers en organisaties kunnen opbouwen en onderhouden. Dat ze met gezag hun minister kunnen adviseren. Dat ze kunnen leren.

Over leren: naast een rigide analytisch (ingenieurs) model waarin beleidsontwikkeling een kwestie is van het in volgorde doorlopen van de verschillende stappen van de beleidscyclus (waarbij standaard alle stappen na ‘besluitvorming’, zoals uitvoering, toezicht, handhaving, evaluatie, verantwoording, herijking vergeten worden) zou er veel meer ruimte moeten zijn voor een fuzzy trial and error (markt) model. Er moeten foutjes gemaakt kunnen worden waarvan geleerd kan worden, maar als je klassiek lineair te werk gaat met maar één projectgroep die maar één ‘oplossing’ voor een beleidsprobleem uitwerkt, wordt elke fout een drama dat je liefst onder het tapijt wil vegen.

Nog een fijn stukje uit het boek over moderne ambtelijke verhoudingen:

“Het is logisch dat de werkvloer niet braaf doet wat de leiding vraagt. Of op zijn minst: veel meer doet dan de leiding vraagt. De agenda’s van de DG’s en de directeuren zitten zo dichtgeplamuurd dat ze nauwelijks tijd hebben om werkelijk leiding te geven. De DG’s hollen uren per week naar de minister toe, achter de minister aan of ze bellen met de minister. Een DG kwam eens vloekend en zwetend mijn kamer binnen en zei: “Wim, ik heb het eens nagerekend maar ik zit twee volle dagen, twee volle dagen bij dat mens op de kamer.” Toen ik een paar dagen later met dezelfde DG een afspraak bij de minister had, verliet hij ijlings de kamer toen ik naar binnen ging en kermde: “Ik moet me even poederen.” Vijf minuten later zat hij weer braaf en met een uitgestreken gezicht aan de tafel van de minister.”