woensdag 26 januari 2011

bont

In Amsterdam werd gedemonstreerd voor bont. Het zou om te lachen zijn als het niet zo triest was. De twintig verongelijkte kennissen die het recht claimden om te consumeren wat ze willen, en vooral te consumeren zonder geconfronteerd te worden met het leed en de schade die ze daarmee aanrichten. Ze zagen, begrijpelijk, geen verschil met vleeseters en leerdragers. Ik snap hun verontwaardiging wel, over de moreel zelfingenomen bontbestrijders. “Wij laten ons niet de wet voorschrijven” zei er één. Het treurige is dat ze zich juist wel de wet voor laten schrijven. Door marketing en mode. Hun geestelijke leegte is misschien niet ernstiger dan die van milieu-activisten en dierenbeschermers, maar ze lopen er wel mee te koop, blind, in het spiegelhuis van de hip-heid.
Het recht om te consumeren, onmiddellijk, en alles wat je blieft, instant bevrediging, hypermaterialisme, ik denk dat het niet alleen komt door de welvaart, door het fenomeen dat geen van ons ooit iets tekort is gekomen. Volgens mij heeft het er ook mee te maken dat er geen grote gezinnen meer zijn. We hebben nauwelijks meer broers en zussen, een inwonende oma en een ongetrouwde tante, waar we rekening mee moeten houden, waarmee we moeten delen of waarvoor we ons iets moeten ontzeggen. Onze ouders behoeden ons voor onrecht, nooit zijn we tekort gedaan, nooit hebben we ons schuldig hoeven voelen omdat we een ander tekort deden. Geweten wordt ontwikkeld in een sociale context, en als die context beperkt is dan zal het geweten ook beperkt zijn.
Arme demonstranten, ze zetten zichzelf voor schut en ze doen zichzelf tekort. Hun hoogstpersoonlijke individuele vrijheid, hun identiteit, hangt kennelijk af van een kraagje van doodgemartelde gevilde konijnen.

woensdag 19 januari 2011

Jonathan Franzen, Freedom

Een lekker wegleesboek, hedendaags drama met zowaar een happy end. Fijn taalgebruik door een auteur die kennelijk scherp observeert, en die gelukkig de komische kant van alle triestigheid ziet. Het ‘autobiografische’ deel is ijzersterk, voortdurend vroeg ik me af hoe een mannelijke auteur dit allemaal zo goed weet. Knap, om een vrouw zo van binnenuit heel echt neer te zetten, eigenlijk beter dan de mannen in het verhaal.
Maar om nou te doen alsof dit het ultieme boek van de jaren tien is vind ik wat overdreven. De NRC had dagenlang complete pagina’s over Franzen en z’n boek, alsof dit dan eindelijk the great American novel zou zijn. Nou ja, dat zit er wel in, maar tegelijk is het toch niet méér dan een tekening, een beeld, zichtbare buitenkant. Misschien is dat wel juist het kenmerk van iets echt Amerikaans.

maandag 3 januari 2011

Rosenboom, Zoete mond

Snel weg te lezen roman over de discrepantie tussen uiterlijk en innerlijk van mensen. Apart taalgebruik, niet heel erg storend maar eigenlijk ook niet zo aantrekkelijk. Het was geen tijdverspilling maar ik maak me sterk dat ik over drie maanden vergeten ben dat ik het boek ooit gelezen heb.

Eduardo Galeano, Kroniek van het vuur

Een soort blog, duizend bladzijden stukjes geschiedenis, verslag, getuigenis. Duizend bladzijden om recht te doen aan de slachtoffers, de slaven, de mensen.
Duizend bladzijden verschrikkingen, martelingen, wreedheid, uitbuiting, vernietiging, onrecht. Ook liefde en hoop, maar in Latijns Amerika heeft het goede het nooit gered. Het is gruwelijk om te lezen, steeds maar door, onophoudelijk, moord na moord na moord na moord. En te weten dat je als lezer bij de daders hoort.